Deze website gebruikt cookies en verzamelt daarmee informatie over het gebruik van de website om deze te analyseren (Google Analytics) en om er voor te zorgen dat u relevante informatie te zien krijgt. Door op akkoord te klikken, geeft u aan akkoord te zijn met het gebruik van deze cookies en het hiermee verzamelen van informatie door ons en door derden.
Ik werd benaderd door een vakgroep die zich grote zorgen maakte over het functioneren van een lid van de vakgroep. Eerst waren er wat voorzichtige signalen van polikliniek-assistenten, later werden deze versterkt door klachten van patiënten. In toenemende mate waren er signalen die de wenkbrauwen van de collega’s deed fronsen. Maar wanneer is het moment dat de vakgroep hierover met deze collega in gesprek gaat? Iedere medisch specialist heeft immers wel eens te maken met een klagende patiënt. En iedere medisch specialist neemt weleens de binnenbocht als het gaat om de toepassing van afgesproken procedures en richtlijnen. Dus wanneer heb je recht van spreken?
Op enig moment heeft de vakgroep de moed bijeengeraapt om wel met deze collega in gesprek te gaan. Dat was voor iedereen een lastig en naar gesprek. Om die reden is gezamenlijk besloten het vervolg extern te laten begeleiden. Als begeleider heb ik allereerst uitvoerig gesproken met het vakgroeplid dat onder het vergrootglas lag. Alle emoties kwamen op tafel. Boosheid over de wijze waarop hij op zijn functioneren was aangesproken. Vertwijfeling en onzekerheid over de vraag ‘ben ik dan nog wel een goede dokter’. En over de vraag ‘hoe nu verder’?
Met het vakgroeplid ben ik aan de slag gegaan met het maken van een zorgvuldig verbeterplan. De punten van kritiek van de collega’s zijn geordend aan de hand van de CanMEDS-competenties. Zoveel als mogelijk zijn de verbeterpunten beschreven in waarneembare veranderingen in de manier van werken. Ook omvatte het verbeterplan een voorstel voor periodieke en formele evaluaties. Met een duidelijk moment waarop de verbeterperiode zou worden beëindigd, uitgaande van een succesvol verbetertraject. Immers daar waar de vakgroep nadrukkelijk het functioneren van een collega ter discussie stelt, moet er ook een moment zijn waarop de vakgroep nadrukkelijk weer het vertrouwen uitspreekt.
Het eerste concept kreeg al waardering van de collega’s. Op onderdelen vonden de collega’s dat het verbeterplan de lat te hoog legde. Ze realiseerden zich dat de meetpunten immers net zozeer op hen zelf van toepassingen waren. Het definitieve verbeterplan is met unanieme instemming door de vakgroep vastgesteld. Bovenal werd waardering uitgesproken voor de al merkbare andere manier van werken door de bekritiseerde collega.
Er was opluchting bij iedereen. Toen werd duidelijk hoe spannend de vakgroep het had gevonden om de collega aan te spreken en hoe goed het was geweest om dit wel te doen. Ook de aangesproken collega was blij. Blij omdat hij zelf de regie op het verbeterplan had gepakt en met dit plan het eindmoment was vastgelegd.
Het aanspreken van een collega op niet goed functioneren is en blijft spannend. Deze casus is een stimulans om het niet uit de weg te gaan. Het laat zien dat het goed kan verlopen.
Gerben Smid
Vreelandgroep Organisatie-adviseurs
Info@vreelandgroep.nl